Intro: Er trok een oude liereman Langs d’oever van de Rijn; ) Hij was zoo arm als oud en grijs, ) Zoo zwak en zoo vol pijn. “Ach!� zuchtte hij, “waar zal dit heen? Mijn kracht is thans vergaan, En nergens tref ik heul, noch troost, Noch medelijden aan. Als ik voor jaren lustig zong, Vroeg ieder mij tot gast; Nu ben ik oud en krachteloos, En iedereen tot last. Nu dwaal ik eenzaam om en rond, En ween mijn aanzicht nat; Helaas! mijn zang is dof en schor, Mijn snaren voos en mat.� Intermezzo Als ik voor jaren lustig zong, Vroeg ieder mij tot gast; Nu ben ik oud en krachteloos, En iedereen tot last. Nu dwaal ik eenzaam om en rond, En ween mijn aanzicht nat; Helaas! mijn zang is dof en schor, Mijn snaren voos en mat.�