De wind streelt mijn haren van nevelsatijn En stuift langs mijn mantel van sneeuwhermelijn En boven alle bergen zal ik heersen over dwerg en dal Met adem van sneeuw en met ijzel van eeuwen REFREIN Ben ik de kou Ben ik het ijs Ben ik de dood Ah ah ah, ik ben de liefde Ik zwaai met mijn mouwen van weerwolven bont Een ijsbloemen sluier daalt neer uit mijn mond Het vuur glanst in de dwergenhut het dooft als ik de bergen schudt In regens verdwenen van ijs, gruis en stenen REFREIN Mijn minnaar, de zon keerde terug van zijn reis Hij kust met zijn stralen mijn lichaam van ijs En 's avonds bloost mijn bergen rood Mijn tranen zijn der dwergen dood Hij zal mij verwarmen, ik smelt in zijn armen REFREIN